Geschreven door Renate Voetstra
Terug naar overzicht
26-09-2019
Moed
Als schrijver is het belangrijk om zichtbaar te zijn en om je ruimte in te nemen. Naar 'buiten' te gaan en jezelf 'bekend' te maken, zodat iedereen weet van het boek wat er geschreven is. Hier werd ik bij de schrijversdag in Diemen van het magazine Schrijven weer haarfijn aan herinnerd. Ik kan mezelf prima presenteren, maar heb toch gauw de neiging om me 'terug te trekken'. Ik vind het zelfs heerlijk, omdat ik dan niet bezig hoef te zijn met alles wat ik ‘voel’.
Het is het kenmerk van mensen die fijngevoelig zijn. Ze ‘pikken’ van alles op vanuit hun omgeving: gevoelens, emoties, gedachten en/of sferen. Om op sommige plekken te zijn is soms een enorme uitdaging wat moed vraagt.
Toen mijn partner en ik jaren geleden de voordeur openden van een huurwoning waar we tijdelijk gingen wonen, kregen we vanuit het niets ruzie met elkaar. Een uur daarvoor waren we het overal over eens hoe we het zouden aanpakken, maar ineens stonden we haaks op elkaar. Ik irriteerde me kapot aan hem en hij aan mij. In mijn gedachten maakte ik de relatie al uit. Ik had me vergist en nu kwam naar voren dat we toch niet goed bij elkaar pasten. Tot ik me realiseerde dat een uur daarvoor er niets aan de hand was en we elkaar de liefde nog verklaarden. Het lag aan de plek waar ik was. Het liefst rende ik het huis uit en wilde hier nooit meer naartoe. Hoe moest ik in hemelsnaam in zo’n huis wonen, laat staan ook nog slapen.
Het huis bleek vol met ‘negatieve’ energieën te zitten. Ik stond op het punt de makelaar te bellen dat we een ander huis wilden huren, maar hoe zou die reageren als ik zei dat er ‘negatieve’ energieën zouden zitten? Hoe geloofwaardig is dat? Hij zou denken dat ik gek geworden ben en me nooit een ander huis aanbieden.
Ik had geen keus en kon me niet terug trekken. We hadden precies twee dagen om te verhuizen. Ik moest iets doen en zei tegen mijn partner dat ik naar zolder ging om ‘schoon te maken’ en verzamelde daarbij al mijn moed. Gelukkig wist ik inmiddels hoe ik een huis energetisch kon reinigen, maar dit was wel het toppunt tot nu toe.
Eenmaal op zolder kreeg ik bijna geen adem meer, mijn lichaam trilde en begon te zweten als een reactie op de energie. Opnieuw werd ik geconfronteerd met mijn gevoeligheid en moest mezelf dwingen om in de ruimte te blijven. ‘Niet weggaan’, sprak ik mezelf toe. Ik was duidelijk een bedreiging en angstgevoelens overvielen mij. Ik bleef bewust dat alles wat ik voelde niet van mij was, maar een reactie op wat er in de ruimte was.
Rustig ging ik zitten en sloot mijn ogen. Ik ‘zag’ dat het er heel druk was met zielen die niet ‘over’ waren gegaan naar het ‘licht’, maar in een ‘tussenlaag’ waren blijven hangen. Ze hadden duidelijk veel angst en pijn en ik moest het vertrouwen van hen zien te winnen.
Na een tijdje rustig in de ruimte te hebben gezeten zonder te reageren op alles wat ik voelde, kreeg ik contact. Het was een vrouw van middelbare leeftijd met een versleten, grijze jurk aan. Ze kwam duidelijk niet uit deze tijd en diepe groeven tekenden haar gezicht. Haar schoenen zaten vol met gaten en ik vroeg wie ze was. Ze twijfelde en de angst in haar overheerste, alsof ze niemand meer kon vertrouwen.
Ik vroeg of ze in de gaten had dat ze niet meer leefde en geen lichaam meer had? Verbaasd keek ze naar haar lijf. Plotseling realiseerde ze zich dat ze dood was, alsof ze ‘wakker’ werd geschud. Er ging zichtbaar een schrok door haar heen. Onderzoekend keek ze me aan en ik was bewust dat als ik ook maar iets deed wat haar vertrouwen beschadigde, al mijn werk voor niets was geweest.
Ze moest zich verstoppen, omdat het oorlog was. Opnieuw keek ze me verbaasd aan met een lichtelijk wantrouwen toen ik haar vertelde dat het tweeduizend zeven was.
‘Kijk maar naar mijn kleding,’ zei ik, ‘kijk maar om je heen hoe alles eruit ziet. Dat was in jouw tijd heel anders.’ Langzaam ontdooide ze en zag ik dat ze toch niet zo oud bleek te zijn als ik in eerste instantie had gedacht.
Ik kreeg ruimte om een stapje verder te gaan en legde haar uit dat wanneer ze in deze ‘tussenlaag’ bleef hangen, ze niet verder zou komen. Ik zag dat ze het begreep.
‘Je kunt hier niet blijven, het is vanaf vandaag mijn huis,’ zei ik liefdevol, maar toch ook gebiedend. ‘Je kunt naar het ‘licht’ gaan, je gaat dan ‘terug naar huis’, naar de plek waar je werkelijk vandaan komt.’
Plotseling verscheen de één na de ander. Allemaal in versleten kleren. Moe, angstig en verdrietig. Zowel volwassenen als kinderen. Ze sleepten zichzelf voort. Ik wist dat als ik de vrouw zover kreeg om te gaan, ze de rest mee zou nemen. Ze leek een soort leider te zijn van deze groep, alsof ze hen moest beschermen. Ze voelde zich duidelijk verantwoordelijk voor hen.
Ik liet een straal van ‘licht’ ontstaan vanuit de kosmos en de liefdevolle steun van de ‘andere kant’ was direct voelbaar, alsof men daar hen al verwachtte. De vrouw knikte naar me, draaide zich om en liep toen in de straal van ‘licht’. De één na de ander vertrok en de ruimte klaarde langzaam op. Mijn ademhaling werd weer rustig en mijn lichaam ontspande zich weer.
Net toen ik de laatste zag vertrekken liep mijn partner de trap op. Verbaasd staarde hij me aan. ‘Jij zou toch schoonmaken?’ Ik keek om me heen en zag de spinnenwebben nog aan het plafond hangen. Ik knikte en moest lachen. ‘Ja, dat heb ik ook gedaan.’ Hoofdschuddend liep hij de trap weer af. Innerlijk moest ik lachen, want waar ik eerst zo tegenop zag en zoveel moed voor moest verzamelen, heeft zo ontzettend mooi uitgepakt.
Ik liep naar beneden om een emmertje sop te halen en was ontzettend blij dat ik degene was die in dit huis mocht wonen.
Dan zal het ook wel lukken om als schrijver zichtbaarder te worden en mijn ruimte in te nemen.
Terug naar overzicht